Met de start van operatie Bagration op 22 juni 1944 breekt het Rode Leger met ruim twee miljoen soldaten door de Duitse linies. De opmars van de Sovjets nadert al snel Oost-Pruisen; voor het eerst in de oorlog wordt Duits grondgebied bedreigd. De NSDAP roept in allerijl de burgerbevolking op om verdedigingswerken aan te leggen. Met dit succesvolle voorbeeld in het achterhoofd gebeurt vanaf eind augustus 1944 in Nederland hetzelfde op bevel van Adolf Hitler.
Na de doorbraak eind augustus bij Falaise in Normandië lijkt de geallieerde opmars niet meer te stuiten. Met improvisatie en door gebruik te maken van natuurlijke hindernissen , moet de geallieerde opmars tegen iedere prijs tot staan worden gebracht, maar logistieke problemen en materieeltekorten spelen de Duitsers parten.
Om het ‘gat’ ten noorden van de Westwall af te sluiten, dwingt de bezetter vanaf de zomer van 1944 Nederlandse bedrijven en duizenden dwangarbeiders een verdedigingslinie tussen de Westwall en het IJsselmeer aan te leggen: dePanther-Stellung’. Wanneer de geallieerden in maart 1945 de Rijn oversteken en zo achter deze linie terechtkomen, verliest dit ambitieuze project daarmee in één klap haar waarde.
Een nieuwe dreiging uit het oosten na de bevrijding voorkomt dat de verdedigingswerken helemaal verdwijnen. Tachtig jaar later zijn de sporen van deze stelling nog steeds zichtbaar in het Gelderse en Utrechtse landschap. Ze herinneren aan de laatste fase van het Derde Rijk en de Duitse pogingen om het tij nog te keren. Toch lijkt deze stelling in het collectieve geheugen in de vergetelheid geraakt.
Deze studie getiteld Panther-Stellung schets de Duitse besluitvorming en uitvoering in de bouw van deze verdedigingslinie. Tevens gaat het in op de dwangarbeid, de gevolgen voor de omgeving maar ook de rol die deze laatste barrière in de Duitse verdediging na de oorlog kreeg toebedeeld.

